schuitje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schuitje    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • schuit·je

Zelfstandig naamwoord

hetschuitjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord schuit
  2. (werktuigbouwkunde) houdertje voor de schietspoel in een weef-of naaimachine
     Houd de spoelhouder aan de draaisluiting vast. (5)- Plaats deze in het schuitje. (6).[1]
Uitdrukkingen en gezegden
  • In hetzelfde schuitje varen/zitten
Gezamenlijk in dezelfde (vaak ongunstige) omstandigheden verkeren, hetzelfde lot ondergaan

Gangbaarheid

  • Het woord schuitje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Handleiding Silvercrest SNM 33 A1 - IAN 67073”, gebruikershandleiding.com
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.