seniel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  seniel    (hulp, bestand)
  • IPA: /seˈnil/
Woordafbreking
  • se·niel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aan de ouderdom eigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen senielsenielersenielst
verbogen senielesenieleresenielste
partitief senielssenielers-

Bijvoeglijk naamwoord

seniel

  1. aan de ouderdom eigen, door de ouderdom afgetakeld
    • De nog lang niet seniele oude baas besloot een wereldreis te gaan maken. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord seniel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.