skimmen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  skimmen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • skim·men
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Engels [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
skimmen
skimde
geskimd
zwak -d volledig

Werkwoord

skimmen

  1. onovergankelijk de magneetstrip van een (inmiddels verouderd) bankpasje van een ander kopiëren met het doel, als het tevens lukt de pincode van die bankpas te bemachtigen, daarmee illegaal geldopnames te verrichten

Gangbaarheid

  • Het woord skimmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.