pincode

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pincode    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pin·co·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pincode pincodes
verkleinwoord pincodetje pincodetjes

Zelfstandig naamwoord

depincodem

  1. (financieel), (economie) de code die men moet intoetsen om met een betaalpas/pinpas ergens te kunnen betalen
  2. een code die men moet intoetsen om ergens toegang toe te krijgen
    • Bij het aanzetten van mijn telefoon moet ik een pincode ingeven. 

Gangbaarheid

  • Het woord pincode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

pincode

  1. (financieel)(economie) pincode; de code die men moet intoetsen om met een betaalpas/pinpas ergens te kunnen betalen

Veluws

Zelfstandig naamwoord

pincode

  1. (financieel)(economie) pincode; de code die men moet intoetsen om met een betaalpas/pinpas ergens te kunnen betalen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.