skrýða

Oudnoords

Woordafbreking
  • skrý·da
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
skrýða
skrýðar
skrýðaði
skrýðat
Klasse 1 zwak volledig

Werkwoord

skrýða

  1. opsmukken, verfraaien
Verwante begrippen
  • búa, dubba, fá, fága, fegra, fjalla, fríða, glǽsa, gǫfga, prýða, reifa, skreyta
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.