snabbelen

Niet te verwarren met: schnabbelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snabbelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsnɑbələ(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • snab·be·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
snabbelen
snabbelde
gesnabbeld
zwak -d volledig

Werkwoord

snabbelen

  1. overgankelijk (voeding) als snack eten
    • Bij het biertje ook nog wat om te snabbelen ernaast. 
     Hij had honger. Ik maakte iets te snabbelen.[4]
  2. inergatief (dierengeluid) luid kwekken
  3. inergatief opgewekt praten over zaken van weinig belang
     Zonder een vin te verroeren was ze tussen die snabbelende en babbelende cafégangers een schoolvoorbeeld van aanstootgevend gedrag.[5]
  4. inergatief snel maar onverstaanbaar spreken
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord snabbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. snabbelen op website: Etymologiebank.nl
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Weblink bron “Memoires 1983-A.” (2014), Papieren Tijger, Breda, ISBN 9789067282970, p. 245
  5. Weblink bron Over de schoonheid der vrouwen te Nîmes en te Arles, met een onderzoek naar het stelsel van kolonisatie der Phoeniciërs in: De Gids., jrg. 147 nr. 8/9/10 (november 1984), Meulenhoff Nederland, Amsterdam, p. 655
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.