snjóa

IJslands

Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
snjóasnjóaðisnjóaðumsnjóað
volledig

Werkwoord

snjóa

  1. sneeuwen

Zelfstandig naamwoord

snjóa

  1. genitief onbepaald mannelijk meervoud van snjór
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

snjóa

  1. accusatief onbepaald mannelijk meervoud van snjór
Schrijfwijzen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.