snoot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snoot    (hulp, bestand)
  • IPA: /snot/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /snot/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /snot/
Woordafbreking
  • snoot

Werkwoord

vervoeging van
snuiten

snoot

  1. enkelvoud verleden tijd van snuiten
    • Ik snoot. 
    • Jij snoot. 
    • Hij, zij, het snoot. 

Gangbaarheid

  • Het woord snoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
59 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.