sober

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sober    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • so·ber
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet overvloedig’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
  • Afgeleid van het Franse woord sobre.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen sobersoberdersoberst
verbogen soberesoberderesoberste
partitief soberssoberders-

Bijvoeglijk naamwoord

sober

  1. heel eenvoudig
     De chique, ruime schrijftafel van ebbenhout, die stijlvol was ingelegd met lichtere houtsoorten, die voor het raam was geplaatst naast de openslaande deuren naar het terras en die gepaard was aan een sobere maar degelijke en comfortabele houten bureaustoel uit de jaren dertig, had ik al meteen bij binnenkomst opgemerkt.[2]
     'Ik neem aan dat je de laatste tijd een sober leven hebt geleid?' 'Ja, maar laten we zeggen dat dat nu ook voorbij is.'[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sober staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

stellend vergrotend overtreffend
sober

Bijvoeglijk naamwoord

sober

  1. sober


Engels

Bijvoeglijk naamwoord

stellend vergrotend overtreffend
sobersoberersoberest

sober

  1. nuchter [1], niet dronken
  2. bedaard, beheerst, kalm, rustig
  3. ernstig
  4. verstandig
  5. sober
Afgeleide begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.