solide

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  solide    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • so·li·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stevig’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • Van het Oudfrans, geleend van het Latijnse solidus.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen solidesolidersoliedst
verbogen solideresoliedste
partitief solidessoliders-

Bijvoeglijk naamwoord

solide

  1. stevig, vast, hecht, massief.
  2. betrouwbaar

Gangbaarheid

  • Het woord solide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.