solvabel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  solvabel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sol·va·bel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in staat om te betalen’ voor het eerst aangetroffen in 1822 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen solvabelsolvabelersolvabelst
verbogen solvabelesolvabeleresolvabelste
partitief solvabelssolvabelers-

Bijvoeglijk naamwoord

solvabel [3]

  1. (financieel) tot betalen in staat
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord solvabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
70 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.