sommer

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈsʌmʌ /
Woordafbreking
  • som·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord sumar
Naar frequentie 2093
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sommer     sommeren     somre     somrene  
genitief   sommers     sommerens     somres     somrenes  

Zelfstandig naamwoord

sommer, g

  1. (meteorologie) zomer
  2. jaar (om levenstijd)
  3. hoogtijddagen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
  • [1] Én svale gør ingen sommer.
    Één zwaluw maakt nog geen zomer.
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] i sommer
    in de zomertijd
    in de zomer van dit jaar
  • [1] i sommers
    vorige zomer

Verwijzingen

    Noors

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: / ˈsɔməɾ /
    Woordafbreking
    • som·mer
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord sumar
    Naar frequentie 2581
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   sommer     sommeren     sommere
    somre
    somrer  
      sommerne
    somrene  
    genitief   sommers     sommerens     sommeres
    somres
    somrers  
      sommernes
    somrenes  

    Zelfstandig naamwoord

    sommer, m

    1. (meteorologie) zomer
    2. jaar (om levenstijd)
    3. hoogtijddagen
    Antoniemen
    Hyponiemen
    Afgeleide begrippen
    Uitdrukkingen en gezegden
    • [1] i fjor sommer
      in de vorige zomer
    • [1] i sommer
      in de zomertijd
      in de zomer van dit jaar
    • [1] hele sommeren
      de hele zomer
    • [1] om sommeren
      's zomers
    Opmerkingen
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.