speel terug

Uitspraak

• Geluid:  speel terug    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• speel te·rug

Woordherkomst en -opbouw

• uit speel (werkwoord) en terug, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

Werkwoord

speel (...) terug

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugspelen
   

   • Ik speel terug. 

2. gebiedende wijs van terugspelen
   

   • Speel terug! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugspelen
   

   • Speel je terug? 

Gangbaarheid

• Het woord speel terug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.