terugspelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  terugspelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • te·rug·spe·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

terugspelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugspelen
speelde terug
teruggespeeld
zwak -d volledig
  1. (sport) bij sporten als hockey en voetbal: de bal in de richting van het eigen doel spelen
    • AA Gent had de score in het laatste half uur zelfs nog kunnen uitdiepen, maar Kubo was te egoïstisch voor Van Crombrugge en verkwanselde een grote kans, en ook Yaremchuck stuitte na slap terugspelen van Lotiès op de Eupense doelman.[2] 
  2. (sport) bij sporten als tennis, volleybal en badminton: de bal slaan of spelen naar de helft van de tegenstander
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • terugspeelbal, terugspeelregel, terugspeelvoetbal, terugspeling
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord terugspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 24/OKTOBER/2017 door jvh
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.