spraken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spraken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • spra·ken

Werkwoord

vervoeging van
spreken

spraken

  1. meervoud verleden tijd van spreken
    • Wij spraken. 
    • Jullie spraken. 
    • Zij spraken. 
     Ze spraken geen woord Engels, maar met handen en voeten kwamen we een heel eind.[1]

Zelfstandig naamwoord

desprakenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spraak

Gangbaarheid

  • Het woord spraken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.