stak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stak    (hulp, bestand)
  • IPA: /stɑk/
Woordafbreking
  • stak

Werkwoord

vervoeging van
steken

stak

  1. enkelvoud verleden tijd van steken
    • Ik stak. 
    • Jij stak. 
    • Hij, zij, het stak. 
     Zijn slangen eigenlijk nachtdieren? Af en toe stak ik mijn hoofd naar buiten, maar ik zag gelukkig niks.[1]
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord stak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
74 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈsdɑg/
Woordafbreking
  • stak

Werkwoord

stak

  1. verleden tijd van stikke
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.