stickeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stickeren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstɪkərə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • stic·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  sticker zn  met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stickeren
stickerde
gestickerd
zwak -d volledig

Werkwoord

stickeren

  1. overgankelijk met een of meer zelfklevende etiketten beplakken
     Haar huis moet leeg, we gaan er om beurten met haar naartoe om de spullen te stickeren die ze mee wil nemen.[1]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord stickeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Marcel van Roosmalen
    “Haar huis moet leeg” (8 januari 2020) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.