stigmatiseren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stigmatiseren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌstɪxmatiˈzerə(n)/ (5 lettergrepen)
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
stigmatiserenstigmatiserend
stigmatiseringgestigmatiseerd
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stigmatiseren
stigmatiseerde
gestigmatiseerd
zwak -d volledig
Woordafbreking
  • stig·ma·ti·se·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

stigmatiseren

  1. overgankelijk (religie) wonden toebrengen zoals Jesus deze tijdens zijn kruisiging verkreeg
    • Op de Filippijnen waren een aantal mensen gestigmatiseerd doordat zij zich aan kruisiging onderworpen hadden. 
  2. overgankelijk (figuurlijk) onuitwisbare wonden toebrengen
    • Door deze gebeurtenis zou zij haar leven gestigmatiseerd blijven. 
  3. in de openbaarheid iemand beschuldigen en veroordelen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stigmatiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.