stijg
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stijg (hulp, bestand)
- IPA: / stɛix / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- stijg
Woordherkomst en -opbouw
- [A] In de betekenis van ‘telwoord: twintigtal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1425 [1].
Ontwikkeld uit Middelnederlands stige, vergelijk Duits Stiege, Oudfries stige, Krim-Gotisch stega "twintig" [2]. Thans verouderd in standaard Nederlands, maar nog aanwezig in verschillende Oost-Nederlandse streektalen, bijv. Gronings stiege.
Zelfstandig naamwoord
[A] de stijg v
Zelfstandig naamwoord
[B] de stijg m
- (medisch) strontje op het oog, hordeolum externum
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stijgen |
stijg
Gangbaarheid
- Het woord stijg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "stijg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stijg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ stijg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Stad en Dorp, nr. 76, Jaargang 10 (31-03-1897), Nieuwenhuis, Groningen in: Nieuwsblad van het Noorden op delpher.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.