eenheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eenheid    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈenhɛit/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • een·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eenheid eenheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deeenheidv

  1. bij elkaar horend geheel met kenmerkende eigenschappen.
    • Deze mensen werden door deze dreiging tot een eenheid samengesmeed met gemeenschappelijk doel. 
    • De mobiele eenheid (ME) is een groep politieagenten die als geheel op verschillende plekken kan worden ingezet bij de bestrijding van rellen. 
  2. het gevoel dat je met velen één bent
     Nationale eenheid is nou eenmaal makkelijker te vangen in termen als democratie en vrijheid, dan in de persoon van een bolwangige veertiger.[3]
  3. maat waarin hoeveelheden worden uitgedrukt.
    • De coulomb is de eenheid van lading. 
  4. woonruimte
    • De lounge is een vrijstaande eenheid. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord eenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord eenheid eenhede

Zelfstandig naamwoord

eenheid

  1. eenheid
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.