stoefen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stoefen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • stoe·fen

Werkwoord

stoefen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stoefen
stoefte
gestoeft
zwak -t volledig
  1. pochen, opscheppen, snoeven, pralen
    • „En nóg een verschil: wij Belgen zijn minder fier op ons design. Hollanders stoefen meer. En met opscheppen en brutaal zijn geraak je verder. Kijk maar naar de nieuwe grote gebouwen hier. Die zijn meestal door architecten van buitenaf ontworpen.” (Arjen Ribbens NRC 3 oktober 2015) 

Gangbaarheid

  • Het woord stoefen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
24 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.