t.z.t.

Uitspraak

• Geluid:  t.z.t.    (hulp, bestand)
• IPA: / təˈzɛinərˌtɛit / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• t.z.t.

Woordherkomst en -opbouw

• (afkorting) van te zijner tijd, in de betekenis van ‘te zijner tijd’ aangetroffen vanaf 1840 ^{[1] [2]}

Bijwoord

t.z.t.

1. op een geschikt tijdstip in de toekomst

   • We zullen dat t.z.t. bekendmaken. 

Gangbaarheid

• Het woord t.z.t. staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen