temere

Italiaans

Uitspraak
  • IPA: /te.ˈmeː.re/
Woordafbreking
  • te·me·re
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse timere ("vrezen").
stamtijd
infinitief onvoltooid
deelwoord
voltooid
deelwoord
temere
temente
temuto
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
toekomende
tijd
temo
temevo
temerò
volledig

Werkwoord

temere

  1. overgankelijk vrezen, bang zijn (voor/dat)
    «Luigi temò che la sua amante non sarebbe venuta.»
    Luigi was bang dat zijn geliefde niet zou komen.
Synoniemen
  • avere paura (di)
Afgeleide begrippen
  • tema, temente, temenza, temibile
Verwante begrippen
  • timido, timore
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.