terugzien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  terugzien    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • te·rug·zien
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugzien
zag terug
teruggezien
klasse 5

onregelmatig

volledig

Werkwoord

terugzien

  1. overgankelijk na geruime tijd opnieuw zien
    • Hij had hem na jaren toch weer eens teruggezien. 
    • Ze wisten, dat ze hen nooit meer zouden terugzien. [1] 
     Maar het was geen ramp want ik had het gevoel dat ik hem over een paar jaar vast weer ergens zou terugzien.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord terugzien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 116
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.