tienjarig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tienjarig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtinjarəx/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • tien·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstellende afleiding van  tien ht  en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen tienjarig
verbogen tienjarige
partitief tienjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

tienjarig

  1. 10 jaren durend
    • Gedurende dit tienjarig tijdperk werd er geen oorlog gevoerd. 
  2. met de leeftijd van 10 jaar
    • Hun tienjarig kind ging naar groep 7 van de basisschool. 
     Toen ik mijn tienjarige zoon vroeg wat hij ervan vond dat ik zo lang weg zou zijn, antwoordde hij: ‘Geen idee, dat weet ik toch pas als je weg bent?’ Grappig vond ik zijn opmerking over het motief van mijn reis: ‘Wat is het nut van je wandeling? Je bereikt en verdient er niks mee.’ Mijn vijftienjarige dochter reageerde net als mijn vrouw pragmatisch en recht door zee.[1]
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tienjarig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.