timpen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  timpen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtɪmpə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • tim·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • timp met uitgang -en

Zelfstandig naamwoord

detimpenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord timp

Gangbaarheid

  • Het woord timpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
24 %van de Nederlanders;
18 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.