trago
Spaans
enkelvoud | meervoud |
---|---|
trago | tragos |
Zelfstandig naamwoord
trago m
- teug
- «de un trago »
- in één teug
- «de un trago »
Synoniemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tragar |
trago
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tragar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.