treilen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  treilen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • trei·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

treilen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
treilen
treilde
getreild
zwak -d volledig
  1. (scheepvaart) aan een lijn voorttrekken, op sleeptouw nemen
  2. (visserij) vissen met een sleepnet

Zelfstandig naamwoord

detreilenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord treil

Gangbaarheid

  • Het woord treilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
19 %van de Nederlanders;
25 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.