trunks

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  trunks (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /tɹʌŋks/
Woordherkomst en -opbouw
  •  trunk zn  met de uitgang -s
enkelvoud meervoud
- [2] trunks

Zelfstandig naamwoord

trunks mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord trunk
  2. alleen meervoud zwembroek, sportbroekje, onderbroek

Werkwoord

trunks

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van (to) trunk
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.