tubeless

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tubeless    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tube·less
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zonder binnenband’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1979 [1][2]
stellend
onverbogen tubeless
verbogen tubeless

Bijvoeglijk naamwoord

tubeless

  1. (verkeer) zonder binnenband
     De nieuwe vinding van Richard Nieuwhuis van Dugast voor de veldrijders – een tubeless band met hoge demping – viel niet alleen in de smaak, maar ook in de prijzen op het wereldkampioenschap veldrijden zondag in Heusden-Zolder.[3]
     Joe's No Flat's brengt 'gevulde' binnenbanden en tubeless banden voor vrijwel alle fietstypes op de markt. Ook is de reparatievloeistof per fles te koop voor wie zijn eigen banden wil afvullen.[4]

Gangbaarheid

  • Het woord tubeless staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
45 %van de Nederlanders;
39 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA:
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van tube met het achtervoegsel -less.
stellend vergrotend overtreffend
tubelessmore tubelessmost tubeless

Bijvoeglijk naamwoord

tubeless

  1. buisloos
  2. (verkeer) tubeless, zonder binnenband
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.