tuieren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tuieren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tui·e·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

tuieren [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tuieren
tuierde
getuierd
zwak -d volledig
  1. (landbouw) vee vastzetten zodat ze maar een bepaald gedeelte van de weide kunnen begrazen
  2. knoeien, prutsen
  3. met touw of kabel vastmaken
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tuieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
21 %van de Nederlanders;
20 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.