landbouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  landbouw    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɑntbɑuw/
Woordafbreking
  • land·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landbouw -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

delandbouwm

  1. (landbouw) het cultiveren van land voor het voortbrengen van voedsel en andere nuttige producten
    • Er zijn drie beroepssectoren, namelijk de landbouw, de industrie en de diensten.[2] 
Typische woordcombinaties
  • biologische landbouw
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord landbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.