verpanden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verpanden    (hulp, bestand)
  • IPA: /vər'pɑndə(n)/
Woordafbreking
  • ver·pan·den
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van pand met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verpanden
/vər'pɑndə(n)/
verpandde
/vər'pɑndə/
verpand
/vər'pɑnt/
zwak -d volledig

Werkwoord

verpanden [1] [2]

  1. overgankelijk, (handel) als basis voor een lening uit handen geven
    • Zij moest er haar stradivarius voor verpanden. 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Zijn hart verpanden aan
Sterk gehecht zijn aan
 Hij heeft aan Amsterdam zijn hart verpand. 
  • Zijn leven verpanden
Zijn eigen leven op het spel zetten
  • Zijn woord/eer verpanden
Iets zeggen of beloven waaraan men vervolgens, op straffe van eerloosheid, is gehouden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord verpanden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.