verwoesters

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verwoesters    (hulp, bestand)
  • IPA: /vərˈwustərs/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ver·woes·ters
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

deverwoestersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verwoester
     In dezelfde tijd viel de hoofdstad van de Hittieten aan anonieme verwoesters en plunderaars ten prooi, en eenzelfde lot trof talrijke andere steden en paleizen, die van het Myceense Griekenland inbegrepen.[1]

Bijvoeglijk naamwoord

verwoesters

  1. partitief van de vergrotende trap van verwoest
     Na ongeveer een minuut zat de hele site vol modder. Geweldig, nu iets verwoesters.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord verwoesters staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. H.W. Singor
    “Houwen en steken in de Bronstijd” (10 september 1994) op nrc.nl
  2. Weblink bron Gearchiveerde versie “Houd je niet van een website? Vernietig het..” op nl.railstoolkit.com
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.