vismaaltje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vismaaltje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvɪsmalcə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • vis·maal·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

hetvismaaltjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord vismaal
     We reden naar Amerbos waar ik een vismaaltje had bereid.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'vismaaltje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Willem Oltmans
    “Memoires 1980.” (2011), Papieren Tijger, Breda, ISBN 9789067282598, p. 187 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.