vismaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vismaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvɪsmal/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • vis·maal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vismaal vismalen
verkleinwoord vismaaltje vismaaltjes

Zelfstandig naamwoord

hetvismaalo

  1. hoeveelheid bereid vlees van zeedieren als voeding voor minstens enkele uren
     Die avond hadden ze een heerlijk vismaal, gebakken in sidderaalvet![2]
  2. gelegenheid waarbij een hoeveelheid bereid vlees van zeedieren als voeding voor minstens enkele uren wordt gegeten
     De dochter hield geen gezondheidsproblemen aan haar onvrijwillige vismaal over, zo hebben de autoriteiten meegedeeld.[3]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'vismaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Constant Butner
    “Caro en Tamara. In de groene hel.” (1970), U.-M. 'Westfriesland', Hoorn, ISBN 9020504487, p. 135
  3. Weblink bron “Moeder dwingt dochter dertig goudvissen te eten” (17 februari 2016) op nu.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.