voël

Afrikaans

Uitspraak
  • IPA /fuə̯ɫ/   geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord voël voëls

Zelfstandig naamwoord

voël

  1. vogel
    «Volstruise en mossies is voëls
    Struisvogels en mussen zijn vogels.
  2. penis
    «Hy het sy voël in sy hand gehad toe ek instap.»
    Hij heeft zijn penis in zijn hand gehad toen ik instapte.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.