volgroeien

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • Geluid:  volgróéien    (hulp, bestand)
    • IPA: /vɔlˈɣrujə(n)/ (3 lettergrepen)
  • Geluid:  vólgroeien    (hulp, bestand)
    • IPA: /vɔlˈɣrujə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • vol·groei·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
volgroeien
volgroeide
volgroeid
zwak -d volledig

Werkwoord

volgróeien

  1. volwassen worden, ontwikkelen, rijpen
    • Het lichaam volgroeit en wordt geslachtsrijp. 
    • Over twee jaar zijn de plantjes volgroeid. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
volgroeien
groeide vol
volgegroeid
zwak -d volledig

Werkwoord

vólgroeien

  1. vullen door middel van groei
    • De vijver is volgegroeid met riet en waterplanten. 

Gangbaarheid

  • Het woord volgroeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.