walen

Niet te verwarren met: Walen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  walen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wa·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
walen
waalde
gewaald
zwak -d volledig

Werkwoord

walen

  1. inergatief rondstromen, kolken, woest bewegen, in beroering zijn
    • Verzochtheid heeft onze liefde geproefd in zoet en zuur, mijn gemoed waalde noch wanderde.[2] 
  2. inergatief (verouderd) opwellen, zich verspreiden, kenteren
    • Alzoo 't getijde verlagh, dat reeds begon te waalen. [3] 

Zelfstandig naamwoord

dewalenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord waal

Gangbaarheid

  • Het woord walen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
62 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. walen op website: Etymologiebank.nl
  2. blz 475 "De pestilentie te Katwijk" Schetsen en verhalen.
    Aarnout Drost
    1836
  3. Hooft
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.