waal

Niet te verwarren met: Waal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  waal    (hulp, bestand)
  • IPA: /wal/ (1 lettergreep); /waːl/
Woordafbreking
  • waal
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] erfwoord via Middelnederlands wael van Oudnederlands waal "diepe plas, poel, diepte", in de betekenis van ‘poel, kolk’ aangetroffen vanaf de 10e eeuw [1] [2] [3] [4]
  • [B] van  Waal en  "iemand uit Wallonië", omdat het van oorsprong een Belgisch scheepstype was; geschreven met een kleine letter volgens spellingregel 16.H [5] [6]
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord waal walen
verkleinwoord waaltje waaltjes

Zelfstandig naamwoord

[A]dewaalv

  1. (aardrijkskunde) (verouderd) diepe plas, zoals die na een vroegere dijkdoorbraak blijven bestaan
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • waalplicht

Werkwoord

vervoeging van
walen

[A] waal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van walen
    • Ik waal. 
  2. gebiedende wijs van walen
    • Waal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van walen
    • Waal je? 
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord waal walen
verkleinwoord waaltje waaltjes

Zelfstandig naamwoord

[B]dewaalm

  1. (scheepvaart) (verouderd) bepaald type binnenvaartschip met platte bodem

Gangbaarheid

  • Het woord waal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Limburgs

Bijwoord

waal

  1. wel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.