wannen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wannen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɑnə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • wan·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wannen
wande
gewand
zwak -d volledig

Werkwoord

wannen

  1. overgankelijk graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen
    • Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dewannenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wan

Gangbaarheid

  • Het woord wannen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
22 %van de Nederlanders;
23 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.