wannen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wannen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwɑnə(n) / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- wan·nen
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands; op te vatten als afgeleid van wan zn met het achtervoegsel -en [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wannen |
wande |
gewand |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
wannen
- overgankelijk graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen
- Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
de wannen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord wan
Gangbaarheid
- Het woord wannen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wannen" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.