wantrouwend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wantrouwend    (hulp, bestand)
  • IPA: /wɑnˈtrɑuwənt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • wan·trou·wend

Werkwoord

vervoeging van: wantrouwen
verbogen vorm: wantrouwende

wantrouwend

  1. onvoltooid deelwoord van wantrouwen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen wantrouwendwantrouwenderwantrouwendst
verbogen wantrouwendewantrouwenderewantrouwendste
partitief wantrouwendswantrouwenders-

Bijvoeglijk naamwoord

wantrouwend [1]

  1. van een persoon dat deze geen vertrouwen heeft in anderen
    • Tom van der Meer, politicoloog aan de Universiteit van Amsterdam, deed onderzoek naar het wantrouwen onder kiezers. 'In 2010 zag je dat de PVV veel wantrouwende kiezers wegtrok bij andere partijen. [2] 
    • Een 89-jarige vrouw uit het dorp Riel, bij Tilburg, heeft haar rollator gebruikt om boodschappen te stelen. Ze rekende woensdagavond een paar levensmiddelen af bij de kassa, maar wantrouwende winkelmedewerkers ontdekten dat ze nog meer in haar rollator had. [3] 
    • Entac speelt goed en winst de eerste partijen. De dubbel wordt daarna een prooi voor Smit en Coenen. Het staat 3-1. Met een glimlach van hier tot Tokio op het gezicht zegt het Entac-drietal: „Het zit erin, we kunnen ze pakken. We hebben nog maar één punt nodig.” Een wantrouwende supporter gelooft dat nog niet: „Het blijven Duitsers, hè. Je hebt pas van ze gewonnen als ze in hun busje naar huis zitten...” [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord wantrouwend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.