wiebelden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wiebelden    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wie·bel·den

Werkwoord

vervoeging van
wiebelen

wiebelden

  1. meervoud verleden tijd van wiebelen
    • Wij wiebelden. 
    • Jullie wiebelden. 
    • Zij wiebelden. 
    ▸ Die op elkaar gepakte suikerdoosjes van huizen in Trovill, die wiebelden als je de deur dichtsloeg en waar ze geen eigen water hadden, stelden niets voor.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord wiebelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. ↑
    Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.