wierp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wierp    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wierp

Werkwoord

vervoeging van
werpen

wierp

  1. enkelvoud verleden tijd van werpen
    • Ik wierp. 
    • Jij wierp. 
    • Hij, zij, het wierp. 
     Gespannen zette ik mijn tent op: om mezelf af te leiden en dieren af te schrikken begon ik hard te fluiten en ik wierp af en toe een blik op de brede vallei onder me.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord wierp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.