wijlen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wijlen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wij·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘overleden’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
  • afgeleid van wijl met het achtervoegsel -en
stellend
onverbogen wijlen
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

wijlen

  1. die inmiddels overleden is [2]
    • Wijlen koning Boudewijn weigerde in 1990 de abortuswet te ondertekenen. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wijlen
wijlde
gewijld
zwak -d volledig

Werkwoord

wijlen

  1. inergatief aanwezig zijn, ronddwalen [3]
    • In de bolwerken wijlt nog de geest van vervlogen tijden. 
Hyponiemen

Zelfstandig naamwoord

dewijlenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wijl
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord wijle
    • De bezigheden vielen hem bij wijlen te zwaar. 
    • De schippers zaten langen wijlen onbeweeglijk bij het want. 

Gangbaarheid

  • Het woord wijlen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.