woonwagengezin

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  woonwagengezin    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • woon·wa·gen·ge·zin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woonwagengezin woonwagengezinnen
verkleinwoord woonwagengezinnetje woonwagengezinnetjes

Zelfstandig naamwoord

hetwoonwagengezino

  1. een gezin dat in een woonwagen woont
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.