zelflimiterend
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zelflimiterend (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zelf·li·mi·te·rend
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zelf zn en limiterend bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zelflimiterend | zelflimiterender | zelflimiterendst |
verbogen | zelflimiterende | zelflimiterendere | zelflimiterendste |
partitief | zelflimiterends | zelflimiterenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zelflimiterend
- op een bepaald moment of bij een bepaalde waarde automatisch stoppend
- ▸ 'Dat lijkt me een zelflimiterend mechanisme', zegt E. Boon van de intensive-care-afdeling het Bosch Medicentrum in Den Bosch.[1]
Synoniemen
- zelfbegrenzend
Gangbaarheid
- Het woord zelflimiterend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Plan van specialisten om elkaar de maat te nemen valt goed” (4 oktober 2001), de Volkskrant
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.