zepig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zepig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ze·pig
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van zeep met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen zepigzepigerzepigst
verbogen zepigezepigerezepigste
partitief zepigszepigers-

Bijvoeglijk naamwoord

zepig [1]

  1. eigenschappen van zeep hebbend
    • Deze chips smaakt een beetje zepig, alsof er olie met bloemengeur is gebruikt (maar dat ruik je dus niet); wel zout genoeg (maar ja). [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord zepig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
72 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Productie Monique Snoeijen 13 september 2008
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.