zie weer

Uitspraak

• Geluid:  zie weer    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈzi ˈwer / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• zie weer

Woordherkomst en -opbouw

• uit zie (werkwoord) en weer (bijwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan

Werkwoord

zie (…) weer

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weerzien
   

   • Ik zie weer. 

2. gebiedende wijs van weerzien
   

   • Zie weer! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weerzien
   

   • Zie je weer? 

4. aanvoegende wijs van weerzien

Gangbaarheid

• Het woord zie weer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.