weerzien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  weerzien    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwerzin/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • weer·zien
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
weerzien
zag weer
weergezien
klasse 5

onregelmatig

volledig

Werkwoord

weerzien

  1. overgankelijk (formeel) na geruime tijd opnieuw zien
     Redenen te meer om zijn vertrek niet langer uit te stellen, opdat hij althans zijn andere familieleden zou kunnen weerzien, voordat het lot verdere slagen had uitgedeeld.[1]
Synoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord weerzien
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetweerzieno

  1. geen meervoud ontmoeting lang na de voorgaande ontmoeting met dezelfde persoon
    • Hij had een aangenaam weerzien met zijn oude liefde. 
     „Sommige gezichten zijn nieuw, met anderen is het een weerzien,” vertelt de burgemeester. Als wethouder was hij in 2001 verantwoordelijk voor de wederopbouw van de Enschedese wijk. Nu is hij terug als burgervader. Hij kent het verhaal, hij kent het litteken. De mensen vertrekken bij het monument. Het is weer stil in Roombeek.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord weerzien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Jan Huyghen van Linschoten (eds. H. Kern & H. Terpstra)
    “Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien. Eerste stuk.”, 2e druk (1955), Martinus Nijhoff, Den Haag, p. XXX
  2. Weblink bron
    Maarten Schoon
    “Burgemeester Roelof Bleker herdenkt vuurwerkramp Enschede in stilte: ‘Goed om hier zoveel mensen te zien’” (13 mei 2022), Tubantia
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.